naar index             leden van theater, letteren en film: 1957 - 1975

Het wordt tijd om af te spreken:

"experimentele' poëzie heeft nooit bestaan"

 

In de jaren vijftig leidt de afdeling Letterkunde van de Haagse Kunstkring een bloeiend bestaan. Er worden veel manifestaties georganiseerd om de experimentele dichtkunst van de Vijftigers te stimuleren. Het is de tijd van Rodenko's bundel "Nieuwe griffels, schone leien" van Gorter tot Lucebert, van Gezelle tot Hugo Claus. Bloemlezing uit de poëzie der avant-garde (1954), en van nu bekende gedichten als 'Paradise regained' van Hendrik Marsman, 'Voor vader' van Hans Lodeizen en 'Avignon' van Remco Campert.

Bekende Kringleden uit de jaren vijftig zijn Paul Rodenko, Rico Bulthuis, Anthonie Donker, Ben van Eijsselsteijn, Jacques den Haan, Annie Salomons, Antal Sivirsky en Albert Vogel.

 

                                        

                                       boekomslag: Herman Berserik

 

Eind jaren vijftig kondigen de Post-Vijftigers zich al aan. Hun stemmen klinken vooral door in het tijdschrift Gard Sivik en hun voornaamste vertegenwoordigers zijn René Gijsen en Hans Sleutelaar (laatstgenoemde was een frequent bezoeker van de Kring). Ook in de Kunstkring worden de geluiden van 'na de explosie' gehoord. Op een avond in 1958 treden hier de dichters van 'na de explosie' op: Peter de Rubain, Jan Stolker, Wim Gijsen, Ger van Wijck, Hans Wesseling en Edithe de Clercq Zubli. Op die bewuste avond is ook Jan Cremer aanwezig. Samen met de dichter Hans Wesseling die hij die avond ontmoet, schrijft hij korte tijd later het manifest "Op beschadigde poten lopen". Een der recensenten schrijft: Natuurlijk is de Haagse Kunstkring bij uitstek het forum waar jonge dichters kunnen laten horen hoe hard hun pegasus heeft gehinnikt. [Bron: Nico Wijnen in: Haagse kunstkring, Werk verzameld, blz. 126 ]

 

                     

 

Bert Bakker (voorzitter van de afdeling letteren) geeft in 1960 de poëziebloemlezing Met andere woorden uit. Naast Armando, Paul Snoek en J.B. Vaandrager staan daar de namen in van de kringleden Ellen Warmond en Meta van IJzer. In 1964 stelt ook Peter Berger - die later Kringlid zou worden - de bloemlezing "Paradox, profiel van een generatie" samen, met een keuze uit de poëzie van de zestigers. Onder de dichters bevinden zich Wim Hazeu, Aad Nuis, H.C. ten Berge en Johnny de Selfkicker en Kringleden Inge Tielman, Wim Gijsen en Edithe le Clercq Zubli.

 

Bij het 75-jarig bestaan in 1967 treden voor de Kring tijdens een 'in-leer' op de schrijvers E. Hoornik, H. Mulisch, P. Berger, P.H. Dubois, G. Dijkhuis, J. v.d. Vegt, G. van Wijck, G. van Oorschot en L. Tegenbosch. In 1970 vindt er een zogenaamde metafoor-avond in de Kring plaats. Deze avonden worden georganiseerd door de dichteres Meta van IJzer (1936), doorgaans bij haar thuis. Deze keer is de avond geheel gewijd aan het werk en de persoon van Jozef Eyckmans (1907-1996). Eyckmans publiceert vooral in het tijdschrift Kentering. Hij ontvangt in 1968 de Jan Campertprijs. Eind jaren zestig zien we wat meer engagement in de Kring doordringen. In 1969 brengt Peter Berger (1936-2000) en Wim Gijsen (1933-1990 een aantal Jiddische gedichten uit getto's en kampen, in het Nederlands vertaald door de zangeres Chanah Milner. Don Vermeire houdt er een inleiding bij waarbij hij opmerkt dat de achtergrond belangrijker is dan wat we te zien en te horen krijgen. De gedichten zijn opgenomen in het door Bert Bakker in 1966 uitgegeven "Met bloed en niet met inkt is dit geschreven". Liederen uit ghetto's en konsentratiekampen (keuze en transcriptie: Chanah Milner, bewerking: Wim Gijsen).

In 1970 is er een avond over het literaire verzet in de Sovjet-Unie onder de titel Van Pasternak tot Almalrik met een tentoonstelling van boeken en knipsels, georganiseerd door de schrijfster Margarethe Ferguson.

 

Paul Citroen 1957

 

Uit de digitale bibliotheek der Nederlandse letteren:

In Den Haag werd Citroen een gevestigd kunstenaar, alom gerespecteerd en gewaardeerd. In zijn kunstbeschouwingen liet hij zich steeds meer van de behoudende kant zien. De na-oorlogse moderne kunst kon hij niet erg waarderen. Via de Haagse kunstacademie, de Haagse Kunstkring en Pulchri Studio werd hij opgenomen in het plaatselijke kunstleven. Hoewel Citroens keuze van de door hem geportretteerde schrijvers in de collectie van het Letterkundig Museum betrekkelijk willekeurig lijkt, zijn er overeenkomsten aan te wijzen. De meeste schrijvers voelden zich vereerd om door Citroen getekend te worden: 'Ik ben blij. dat de schrijvers het niet vervelend vinden om door mij getekend te worden. Slechts een enkele keer was iemand door het resultaat teleurgesteld of beledigd. In het [p. 26] algemeen houden zij mij ten goede, dat ik alleen maar een schilder en tekenaar ben.'39 Soms werkte Citroen in opdracht maar het liefst zocht hij de schrijvers zelf uit. Veel schrijvers waren generatiegenoten die hij in Den Haag ontmoette, met name in de Haagse Kunstkring. Vooral in de jaren vijftig leidde de afdeling Letterkunde van de Haagse Kunstkring een bloeiend bestaan. Er werden veel manifestaties georganiseerd om de experimentele dichtkunst van de Vijftigers te stimuleren.40 Als actief lid van de kring leerde Citroen de schrijvers van de literaire afdeling kennen. Door Citroen getekende leden zijn J.C. Bloem (cat. 12), Rico Bulthuis (cat. 33), Anthonie Donker (cat. 24), Ben van Eijsselsteijn (cat. 37), Jacques den Haan (cat. 32), Annie Salomons (cat. 45), Antal Sivirsky (cat. 39) en Albert Vogel (cat. 40). Van een aantal schrijvers is bekend dat het contact via de Haagse Kunstkring tot stand is gekomen. Antal Sivirsky, jarenlang de voorzitter van de Haagse Kunstkring, schreef aan Citroen op 12 februari 1970: 'Jammer dat we elkaar zo weinig meer ontmoeten. Kom je nooit op woensdagavond in de Kring een hapje eten halen? Het is er dan altijd geanimeerd. Mijn bereidheid om eens voor je te poseren is nog altijd van kracht, al ben ik overmatig bezet.' Anderhalf jaar later zou Sivirsky uiteindelijk in het Wassenaarse atelier komen poseren.

  

Antal Sivirsky                                                Annie Salomons

Waarschijnlijk werd de negentigjarige Annie Salomons, die net als Citroen het erelidmaatschap van de Haagse Kunstkring had ontvangen, in 1975 in opdracht door Citroen geportretteerd. Citroen slaagde er in een zeer waardig portret van de hoogbejaarde schrijfster te maken waar zij zeer tevreden over was. In haar reactie op 12 november 1977 schreef zij hem: 'U hebt een gedistingeerde manier van tekenen en deelt iets van die distinctie aan uw onderwerp mee. [...] Ik vind het prettig om te denken, als ik er al lang niet meer ben en niemand meer weet, hoe ik er uit heb gezien, ik bij de mensen zal voortleven in het beeld, zoals u me hebt gemaakt. [...] Als ik zeg: 39Cat. tent. Portretten van Letterkundigen door Paul Citroen, Dordrecht (Dordrechts Museum), 18 maart-11 april 1966, p. 3. 40Nico Wijnen, 'De Haagse Kunstkring sinds de oorlog. Vóór 1950 voorbij', in Haagse Kunstkring. Werk verzameld (ed. Ronald de Leeuw [et al.]), (noot 19), p. 121-138. [p. 27] Paul Citroen, Dubbelportret van A. Roland Holst en Lucebert, 29 november 1961. (Foto: A. Dingjan; collectie Letterkundig Museum, Den Haag. "Paul Citroen heeft me getekend," zegt iedereen enthousiast: "Dat zal goed zijn. Die kan het." En dat heb ik nu inderdaad beleefd.' Rico Bulthuis herinnert zich dat hij op 31 augustus 1969, een zondagmorgen, door Citroen werd gebeld om in het atelier te Wassenaar te komen poseren: 'Paul Citroen kende ik vrij oppervlakkig als lid van de Haagse Kunstkring. [...] Hij wilde een portret van mij tekenen. [...] Toen na een paar uur de tekening voltooid was, vond ik die nauwelijks gelijkend en te somber, maar zelf was hij er tevreden over. Ik moest er mijn handtekening onder zetten.'41 In de jaren vijftig organiseerde de Haagse Kunstkring in samenwerking met uitgever Bert Bakker en het tijdschrift Maatstaf literaire avonden in Pulchri Studio aan het Lange Voorhout te Den Haag. Citroen legde waarschijnlijk op zo'n avond contact met de deelnemers aan thema-avonden en maakte afspraken voor hem te komen poseren. Soms maakte hij ter plekke tekeningen, zoals op die avond in 1955 toen hij Lucebert (cat. 17) uitkoos. Op 3 mei van dat jaar lazen onder meer Lucebert en Simon Carmiggelt voor op de letterkundige Maatstaf-avond. Hij maakte van Lucebert een portret als gevoelige en dromerige kunstenaar. 'Die jongen schrijft toch beeldend. Men voelt iets van een wordende wereld.'42 Jaren later dacht Citroen er nog steeds zo over. Hij noteerde in 1976 over Lucebert: 'et-was gans bijzonderes'. Citroen en Lucebert ontmoetten elkaar op 13 mei 1976 bij de Amsterdamse lithograaf Piet Clement, zo blijkt uit agenda-aantekeningen van Citroen.43 Lucebert en Paul Citroen had- 41Brief Rico Bulthuis aan Stance Eenhuis, 6 februari 1997. 42Bibeb, 'Gesprek met Paul Citroen opende ruime horizonten. Nerveus, teder, geestig portrettist wordt zestig jaar', in Vrij Nederland 17 november 1956. 43Particulier archief Paul Citroen, Wassenaar. [p. 28] den grote waardering voor elkaars werk.44 In 1961 had Citroen de oude dichter A. Roland Holst en de jonge dichter Lucebert samen vereeuwigd in een dubbelportret.45 Hij koesterde eveneens veel bewondering voor Roland Holst die hij al twee keer eerder had getekend. Behalve in 1955 had Citroen hem ook al in 1944 geportretteerd toen beide ondergedoken zaten te Laren. Met Simon Carmiggelt (cat. 18) had hij op 1 juni 1955 in Amsterdam afgesproken. Hij portretteerde een kinderlijk verwonderde en licht spottende Carmiggelt. Deze reageerde een jaar later nogal ironisch op zijn portret in een liber amicorum ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Citroen: 'Als hij klaar is - hij maakt er twee, of drie - vraagt hij aan je dierbaren of ze lijken. Kinderen hebben dan wel eens inspiratie en je vrouw kiest die ene, die je niet zo flatteus vond, en zegt: "Ja, dàt ben je." Dat wordt dan zijn definitieve, geloof ik.

Karikatuur van Herman van den Bergh, A. Roland Holst, Geerten Gossaert, Hans Andreus en Ed. Hoornik in de Haagse Kunstkring, 29 november 1955

 

 

Bert Bakker (1912-1969) Na de oorlog was Bert Bakker de enige uitgever van Bert Bakker/Daamen nv, waar hij het initiatief nam voor de literaire Ooievaarreeks. Onder andere bracht hij de poëziebloemlezingen "Nieuwe griffels schone leien" (1954) en "Met andere woorden" (1960) uit. Ook was hij de uitgever van Vestdijks "Voor en na de explosie". Opstellen over poëzie (1960). Hij was oprichter en redacteur van het tijdschrift Maatstaf (sinds 1953). Bert Bakker was vanaf 1955 voorzitter van de derde afdeling. Kringvoorzitter Antal Sivirsky (1909-1994) schreef hierover: Den Haag was in de vijftiger jaren niet meer de stad van Couperus, maar de stad van de Bert Bakkers... Wij [= het bestuur van de HKK] waren bevriend met Bert, hij eksploiteerde ons niet, maar wij hem wel. Voor grote manifestaties kropen we bij hem op de slip. In een brief bij Bakkers overlijden herinnerde Cornets de Groot zich een ontmoeting bij de Posthoorn: Schreeuwerig, vuilbekkend, maar als een kind stond hij me toen voor 't kleine publiek dat er nog was, op te hemelen, als de essayist nà Paul Rodenko. Ik was geheel verbijsterd, maar niet weinig ingenomen met deze verbale kritiek, die ik wel niet voor juist, maar zeker voor stimulerend hoû. Tegenstellingen die er natuurlijk waren, zoals altijd als 2 mannen met elkaar van doen hebben, zinken bij zulke herinneringen

 

Bert Bakker.

                                                                                                                                      Ferdinant Borderwijk

 

Ferdinand Bordewijk (1884 - 1968).Fantastische vertellingen, Blokken (1931), Knorrende beesten (1933) en vooral Bint (1934) zijn het meest bekend geworden. De stijl is kort. De zinsbouw zakelijk.. Tucht en vooral zelftucht zijn de meest voorkomende motieven bij Bordewijk. Een tweede motief is zoals het in De doopvont heet: het aanvullend samengaan van twee tegengestelden of min of meer gelijkgerichten zou een standvastige eenheid kunnen voortbrengen. Na de oorlog, in 1945, werd Bordewijk voorzitter van de ereraad voor Letterkunde. Dit een college mocht schrijvers die samengewerkt hadden met de Duitse bezetters voor bepaalde tijd een publicatieverbod opleggen. Van 1947 tot 1952 was Bordewijk voorzitter van de Jan Campert-stichting. In 1953 ontving hij de P.C. Hooftprijs , in 1957 kreeg hij de Constantijn Huygensprijs.

 

Rico Bulthuis (1911) Bulthuis was tekenaar, fotograaf, cineast, ambtenaar, poppenspeler en journalist; schrijver van sprookjes, novellen en romans. Voor de Tweede Wereldoorlog werkte hij voor het poppentheater. Hierover publiceerde hij in 1948 Een beknopte geschiedenis van het poppentheater. Na de oorlog was hij kunstredacteur van de Haagsche Courant. In die tijd schreef hij ook een aantal romans zoals "Het andere verleden" (1947), over een man die onder psychische spanningen zijn geheugen verliest. Deze roman werd in 1963 verfilmd onder de titel "De vergeten medeminnaar", met Henk van Ulsen in de hoofdrol. Bulthuis hield zich ook bezig met occulte zaken en dat komt ook in zijn werk tot uitdrukking. Als kind was hij al beïnvloed door zijn huisbaas: Matla was onze huisbaas. Hij schreef boeken over het geheim van de dood en verzamelde 'krachtmensen', zoals hij die spoken noemde. Die bewaarde hij in grote stopflessen, want ze konden niet door glas. Hij plakte er etiketten op met hun namen: Multatuli, Paus Leo X, Juffrouw Lammers, Beets en anderen.

 

Rico Bulthuis   tekening: Paul Citroen

                                              

                                                                                                              Rudy Cornets de Groot

 

Rudy Cornets de Groot (1929-1991) Dat hij in de jaren zestig zo'n groot aantal essays wist te schrijven, verwonderde menigeen die Cornets de Groot enigszins kende. Met vrouw en kinderen bewoonde hij een verdieping boven een slijterij aan de Haagse Denneweg. Cornets de Groot ontving er allerlei vrienden en kennissen uit de wereld van kunst en letteren en het 'provotariaat'. De nabijheid van de Haagse Kunstkring, schuin tegenover, en de cafés De Posthoorn en De Sport droegen bij tot een voortdurende aanloop, met als gevolg dat schrijven dikwijls nachtwerk werd. Vooral in de jaren zestig en zeventig is Cornets de Groot zeer actief geweest als essayist. Hij schreef essays over poëzie maar ook over uiteenlopende schrijvers als Jacob van Maerlant, Guido Gezelle, W.F. Hermans, Harry Mulisch en Lucebert. [Bron: Han Foppe, Maatschappij der Nederlandse Letterkunde]

 

Sem Dresden (1914 - 2002) Dresden was een van de grootste Nederlandse essayisten. Hij ontving veel literaire prijzen. Kort voor zijn dood in 2002 werd zijn werk bekroond met de P.C. Hooftprijs. Hij publiceerde onder andere de studies "De structuur van de biografie" (1956), "Wat is creativiteit" (1987) en "Vervolging, vernietiging, literatuur" (1991). Dresden gebruikte de literatuur om de Holocaust te doorgronden en te verwerken. Samen met Simon Vestdijk schreef Dresden "Marionettenspel met de dood" (Den Haag: Bert Bakker, 1957; Ooievaarreeks). Het is een verhandeling over de detectiveroman. Dresden schreef zeven hoofdstukken, waarin telkens één aspect aan bod kwam.

 

Sem Dresden

                                     

 

                                                                                                            Meta van IJzer   tekening: Paul Citroen

 

Meta van IJzer (1936) Dichter en literatuurrecensent. Bekendste bundel: 'Aantekeningen bij een stille lente'. Thuis organiseerde zij in de jaren 50 literaire bijeenkomsten onder de titel 'metafoorbijeenkomsten'.

 

Clara Eggink (1906 - 1991) trouwde in 1926 met de dichter J.C. Bloem, met wie ze ook nadat dit huwelijk ontbonden werd, bevriend bleef. Over haar relatie met J.C. Bloem schreef ze "Leven met J.C. Bloem" (1977). In 1932 debuteerde Clara Eggink met gedichten in De Gids. Daarnaast schreef ze journalistiek werk en literaire kritieken. De poëzie van Clara Eggink is anekdotisch, persoonlijk en zakelijk en wordt daarom wel bij de Nieuwe Zakelijkheid ingedeeld. Na 1960 schrijft Eggink ook proza. Clara Eggink heeft ook veel vertaalwerk verzorgd van onder anderen De Maupassant, Hemingway, Steinbeck en de gezusters Brönte.

 

Clara Eggink   tekening: Paul Citroen

                                        

                                                                                                        Miep Diekman, foto Myléne Siegers

Miep Diekmann (1925) groeide op op Curaçao, waar haar vader haar mee liet trainen met de mariniers. In "De dagen van olim" (1971) beschrijft ze haar jeugd. Na de middelbare school kwam zij naar Nederland. Haar jeugdboeken, zo'n vijftigtal, gaan vooral over de specifieke problematiek van hedendaagse jongeren. Haar werk kreeg ook internationaal vele prijzen. Heel wat beginnende schrijvers zijn door Diekmann gecoacht, vooral Antilliaanse schrijvers. Ze heeft zich in het algemeen sterk gemaakt voor de positie van de jeugdliteratuur. Door haar inzet is in 1964 de driejaarlijkse Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur ingesteld. De eerste laureaat was Annie M.G. Schmidt (1970). Diekmann schreef ook voor volwassenen. Haar romans "Een mens te kort" (1957) en "Een doekje voor het bloeden" (1970) behandelen culturele en sociale verhoudingen op de Nederlandse Antillen..

 

Ben Eijsselstein (1898 - 1976) was redacteur v.d. Haagsche Courant en de Haagsche Post; dichter, schrijver van novellen, romans en toneelwerk. Was lange tijd prominent aanwezig in kringen van kunstenaars en kunstliefhebbers. Hij is vooral bekend geworden als recensent en literator. debuteerde met de dichtbundel Om 't hooge licht (1923), Iin 1951 gevolgd door Momento grazioso. Als schrijver legde hij zich echter vooral toe op romans, essays en toneel. Het meest bekend werden zijn romans Tusschen Zuiderkruis en Poolster (1937), Dorre grond (1942), Verweerde stenen (1955) en Poort der genade (1964), Boeken schreef hij over o.a. Anton Pieck en Fie Carelsen, beiden lid van de Haagse Kunstkring.

Van Eijsselsteijn laat zich daarin kennen als een romanticus met een sterk kosmisch bewustzijn.Van Eijsselsteijn laat zich daarin kennen als een romanticus met een sterk kosmisch bewustzijn.                 

                                                                                                                                                                                                    Mararetha Furgeson     

Margaretha Ferguson (1920-1992) De schrijfster Ferguson bracht vanaf haar negende jaar haar jeugd door in Indië. Toen ze zestien was, werd ze redactiesecretaresse van het weekblad d'Orient. In de oorlog kwam zij terecht in verschillende kampen. Na de oorlog en de Bersiaptijd ging ze terug naar Nederland In haar werk werd Indië steeds belangrijker, tot haar eigen verbazing leek het wel: "Dat Indië in mij lijkt op een Russische pop, waar almaar meer poppetjes uitkomen; ik haal er nog steeds nieuwe facetten uit, het einde is nog lang niet in zicht". Dat bleek uit de stroom boeken, vooral reisverslagen, die, waar ze ook over gingen, uiteindelijk altijd bij Indië eindigden. Altijd reizen, altijd schrijven, en dat met een intensiteit die nooit te stuiten leek. Toen zij 72 was, ging ze naar Vietnam. Daar overleed ze in haar slaap.

 

Paul Rodenko (1920-1976) De opvatting van kunst als revolutionaire kracht vormde het fundament van zijn poëzie en ook van zijn belangstelling voor de experimentele poëzie van zijn tijdsgenoten. In 1954 stelde hij de historische bloemlezing "Nieuwe griffels schone leien" samen, die de poëzie van de avant-garde in een literair-historisch perspectief plaatst. Paul Rodenko was van 1951-1957 lid van het bestuur van de derde afdeling. Bij zijn overlijden kopte De Gelderlander: 'Vijftigers definitief geschiedenis'. De destructiedrang is mijn Beatrice, heeft Mallarmé eens gezegd; en aangezien Mallarmé tegelijk dichter is, scheppende kunstenaar, onderschrijft hij in feite de bekende uitspraak van de anarchist Bakoenin: 'Vernietiging is schepping'. Hiermee geeft deze de meest bondige formule voor de dubbelzinnigheid van het anarchisme èn de moderne kunst,

de moderne poëzie.

 

Paul Rodenko, Den Haag 1955                                                          Paul Rodenko

            

 

 

Don en Ly Vermeire

 

Don en Ly Vermeire Na de oorlog zien we Don en Ly Vermeire met hun poppen in de Kring optreden. Nico Wijnen en Rico Bulthuis schreven teksten. Een groot succes was de poppenopera 'Die Kluge', die door de pers als een Gesamtkunstwerk werd geprezen. [Bron: Nico Wijnen, De Haagse Kunstkring sinds de oorlog. Vóór 1950 voorbij. In: Haagse Kunstkring. Werk verzameld, p. 121-138] Ná 1945 ontstond er een ware golf van creativiteit en professionalise-ring, vooral rond het Theater der Verenigde Poppenspelers in Den Haag. Rico Bulthuis, Feike Boschma, Don en Ly Vermeire richtten in 1954 de Kring van Nederlandse Poppenspelers op, een organisatie die aanvankelijk openstond voor zowel beroepsspelers als amateurs. Belangrijke en nog steeds bekende namen uit deze periode zijn: Feike Boschma, Jan Nelissen, Guido van Deth, Rico Bulthuis, Frank Kooman.

 

Albert Vogel (1924 - 1982) was voordrachtskunstenaar, galeriehouder en publicist. Zijn zusters Ellen en Tanja maakten carrière als actrice en balletdanseres. Zijn eerste buitenlandse tournee in 1946 op verzoek van de Nederlandse regering legde een hechte band met Indonesië. Een acteur kruipt met huid en haar in het personage dat hij moet verbeelden. De tekst is voor hem slechts een onderdeel van zijn arsenaal. De voordrachtskunstenaar is een solist, die als een cabaretartiest tegenover zijn publiek staat en alleen zijn tekst heeft om te bezielen en uit te dragen. Een acteur beeldt uit; een voordrachtskunstenaar roept op. Zijn grootste bekendheid verwierf Vogel met het voordrachtprogramma Van en over Couperus, dat hij vanaf 1962 duizenden malen in binnen- en buitenland op het toneel heeft gebracht. Zijn liefde voor het werk van de Haagse romancier was zowel gebaseerd op een persoonlijke verwantschap als op een grote bewondering voor wat hij aanduidde als 'Couperus' diep-menselijke oeuvre'.

 

                                                  

Albert Vogel   tekening: Paul Citoen                                                              Ellen Warmond

 

Ellen Warmond (1930) Kringlid Ellen Warmond debuteerde in het eerste nummer van Maatsstaf, het tijdschrift onder redactie van uitgever Bert Bakker, destijds voorzitter van de afdeling Letteren. In 'Woonhuis', een van de verzen waarmee zij debuteerde, wordt de vervreemding van zichzelf, het langzaamaan een ander worden, verbeeld in de klokslag die stolt, tijd die als een trage damsteen wegrolt. Rodenko schrijft dat ze affiniteit met Vijftig vertoont, maar dat ze niet als een echte Vijftiger beschouwd kan worden omdat ze het geloof in de nieuwe autonome poëzie niet deelt. Warmond was redacteur van Gard Sivik, redacteur van Komma en literair criticus van De Nieuwe Gazet.

 

Hans Wesseling was één van de jonge dichters die eind jaren vijftig een nieuw geluid lieten horen. Hij behoorde tot de literaire tak van "De Nieuwe Ploeg"; de kunstgroep uit Voorburg onder de bezielende leiding van Wim Beeren en Frits Becht. Hans Wesseling is de auteur van Jan Cremers manifest "Op beschadigde poten lopen" van 1958. Twee weken geleden had ik bij Dr. Peter Lens te Haarlem de Haagse dichter Hans Wesseling ontmoet die voor Jan Cremer in de vijftiger jaren een manifest had geschreven. Wesseling, die van beroep schoolmeester was, kleedde zich in zijn vrije tijd als hippie, behangen met Oosterse sieraden. [Bron: Fred van der Wal: Ontmoeting met Heere Heeresma, 1967]

 

            

 

Gerard Fieret (Den Haag, 1924 - 2009) is Beeldend kunstenaar, dichter en fotograaf. Gerard Petrus Fieret studeert aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Vanaf de jaren vijftig richt Fieret zich voornamelijk op fotografie. Hij fotografeert zijn directe leefomgeving: zichzelf, meisjes, kinderen, dieren en de straat. En hij fotografeert veel vrouwen. Vaak tijdens vluchtige persoonlijke ontmoetingen en dikwijls vastgelegd in onbevangen, intieme poses, waardoor de foto's een licht voyeuristisch karakter krijgen. De kracht en actualiteit van Fierets foto's schuilt in de onconventionele benadering van zijn onderwerpen. Naast zijn beeldende werk schrijft Gerard gedichten en heeft vele bundels op zijn naam staan.

 

 

naar index