naar index

Na de explosie 1957 - 1975  Cobra en de Vijftigers zorgen in het Nederland van na de tweede wereldoorlog voor de nodige beroering. Traditie versus experiment en vernieuwing zijn kenmerkend voor die jaren. Van de leden van de Haagse Kunstkring zijn ook velen actief binnen bewegingen die zich verzetten tegen de traditionele kunstopvattingen van die tijd.

 

Kunstbewegingen van na de Tweede Wereldoorlog zijn o.a: Vrij Beelden; COBRA; De Vijftigers; Vrije Academie; Posthoorngroep; De Nieuwe Ploeg; Verve; Nieuwe Haagse School; Haagse Aquarellisten; Gard Sivik; De Nieuwe Stijl; Barbarber; Nederlandse Informele Groep; Atol; Fugare; De Nieuwe Realisten; Mood Engineering Society; De Adynamische Groep; Fluxus; Merlyn; Scarabee; Hitweek, Aloha; Raster; Soma; De Revisor; Actie Tomaat; Notenkrakersactie; Studio STEM

 

  

 

Vrij Beelden In 1947 wordt 'Vrij Beelden' opgericht. Deze groep werpt zich op als pleitbezorger van de abstracte en experimentele kunst. Nederland loopt achter en moet weer aansluiting krijgen bij de internationale ontwikkelingen in de beeldende kunst. Het is de eerste avant-gardistische groep na de oorlog in Nederland. Tot 'Vrij Beelden' behoren Bram, Geer van de Velde, Friedrich Vordemberge-Gildewart, Peter Alma, Wim Kersten, Ger Gerrits, Harry van Kruiningen, André van der Vossen, Frieda Hunziker en de Hagenaars Piet Ouborg en Willem Hussem. Afwisselend exposeren zij in het Stedelijk Museum en Museum Fodor te Amsterdam. Aan de tentoonstellingen nemen Gerrit Benner, Herman Berserik, Anton Rooskens, Quirijn van Tiel, André Volten en Jo Voskuil deel. Als gevolg van interne tegenstellingen vindt in 1950 een afsplitsing plaats. Dit wordt de groep Creatie, een 'Vereniging tot de Bevordering van de Absolute Kunst'. In 1955 ging de groep op in de Liga Nieuwe Beelden.

 

            

 Willemijn Stokvis                                                 (Cobramuseum 2006)

 

COBRA Naast 'Vrije Beelden' is er de 'Nederlandse Experimentele Groep'. Het is vooral deze groep van beeldende kunstenaars en literatoren die de controverse tussen de moderne kunst en de traditiegebonden kunst op de spits drijft. Het is de aanzet tot Cobra. De 'Nederlandse' groep bestaat uit Karel Appel, Eugène Brands, Constant, Corneille, Jan Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Jan Nieuwenhuys, Anton Rooskens, en Theo Wolvekamp. Zij willen helemaal opnieuw beginnen: niet de traditie, maar de mens in zijn meest zuivere en oorspronkelijke hoedanigheid, zonder de ballast van een cultureel verleden, moet voortaan het referentiepunt zijn. In 1948 wordt, met een aantal kunstenaars uit Brussel en Kopenhagen, de COBRA-beweging gevormd. Na drie jaar kwam er al een einde aan de beweging en ging ieder zijns weegs.

 

          

                                                            boekomslag: Herman Berserik            

De Vijftigers Een groep jonge dichters verzet zich eind jaren veertig, begin jaren vijftig tegen de gangbare literaire kunstopvattingen. 'Er is een lyriek die wij afwijzen,' stellen Jan Elburg, Lucebert en Bert Schierbeek. Lucebert direct, maar ook Elburg en Schierbeek waren eerder betrokken bij Cobra. Zij hebben een afkeer van wat zij 'gekunsteld' noemen en gaan voor het spontane. Dichten, vrij van allerlei beperkingen die de vorm oplegt. Ze gebruiken bijna geen rijm, geen regelmatige versvormen en laten ook vaak punten en komma's weg. Alles wat de vrijheid in de weg staat moet worden bestreden. 'Denken met tong en handen', zo verwoordt Elburg het. Tot de vijftigers worden gerekend: Hans Andreus, Remco Campert, Hugo Claus, Jan Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Sybren Polet, Paul Rodenko, Bert Schierbeek en Simon Vinkenoog.

 

                        

  Luvinus van de Bundt, 1949

 

Vrije Academie In 1947 richt Luvinus van de Bundt in Den Haag een open atelier op voor professionele kunstenaars én amateurs. Het motto is 'Integrale vorming van beeldende kunstenaars en van zich kunstzinnig ontplooiende amateurs opdat uitkomsten verwacht kunnen worden die de vormgeving van de samenleving op een hoger peil brengen'. Het biedt veel kunstenaars een vrijheid die zij op andere academies niet vinden. Aan de academie waren o.a. verbonden: Will Bouthoorn, Rudi Rooyakkers, Ferry Slebe, Ber Mengels, Aat Verhoog, Jan van Heel. In 1964 neemt George Lampe het roer over. Docenten en studenten veranderen in begeleiders en deelnemers en in 1970 wordt het instituut omgedoopt in Psychopolis.

 

Posthoorngroep In 1949 neemt Jaap Nanninga het initiatief om in café De Posthoorn schilderijen van een aantal experimentele Haagse schilders te exposeren. Deze exposities zijn zo'n succes dat in 1950 het pand naast De Posthoorn wordt gehuurd en als galerie wordt ingericht. In de Posthoorngalerie mogen Jan Roëde, Jaap Nanninga, Willem Hussem, Hans van der Lek, Gerard Verdijk, Dirk Bus, Nol Kroes, George Lampe, Jan Cremer, Lotti van der Gaag, Theo Bitter, Karel Bleijenberg, Kees van Bohemen, Jos van den Berg en Aat Verhoog gratis exposeren. De jaren 1956-1959 zijn de meest succesvolle. De belangstelling neemt vervolgens snel af en in 1962 sluit de galerie haar deuren.

 

 

De Nieuwe Ploeg Frits Becht en de kunsthistoricus Wim Beeren nemen in 1951 het initiatief 'De Nieuwe Ploeg' op te richten. Becht en Beeren werken samen met een hecht groepje Voorburgse kunstenaars, waarvan Rudi Rooyackers en Aart van den IJssel een grote inbreng hebben, maar ook Jan Snoeck, Ruth Salinger en Nol Greebe spelen een niet onaanzienlijke rol. Zij willen een podium bieden aan Voorburgse en niet-Voorburgse kunstenaars. Verscheidene later beroemd geworden kunstenaars zetten er de eerste stap in hun carrière. Al vroeg laat De Nieuwe Ploeg werk zien van Constant, Corneille, Wolvecamp, Piet Ouborg, Kees van Bohemen, Co Westerik, Ferry Slebe en Gerard Verdijk, Lotti van der Gaag en Carel Visser. Revolutionair zijn de drie buitententoonstellingen van beeldhouwkunst die men inricht. De tentoonstellingen zijn georganiseerd op drie locaties in Voorburg: de zeventiende-eeuwse buitenplaats van Huyghens aan de Vliet, Hofwijck, het park Sonnenburgh daar schuin tegenover en de expositiezaal van boekhandel St. Martijn in de Herenstraat.

 

                       

 

Verve Door de Pulchrileden Theo Bitter, Jan van Heel, Nol Kroes, Willem Schrofer en Frans de Wit is in 1951 Verve opgericht. Met nadruk willen deze kunstenaars geen vereniging of school zijn, maar een groep. Een gezelschap van gelijkgerichten die in hoofdzaak figuratief werken en vooral op Parijs georiënteerd zijn. De groep kent vijftien schilders en enkele beeldhouwers: Kees Andrea, Hannie Bal, Herman Berserik, Theo Bitter, Querine Collard, Jan van Heel, Nol Kroes, Minderman, Henk Munnik, Jan van der Neut, Willem Schrofer, Ferry Slebe, Vollmer, Co Westerik, De Wit, Bekman, Bus, Theo van der Nahmer, Jurry Rooyackers en Roth. Naar aanleiding van een inleiding bij een tentoonstelling wordt de term Nieuwe Haagse School geboren. Na 1957 is de kracht van het bindende element verdwenen en gaat ieder weer zijn eigen weg. Sommigen vinden elkaar later weer.

 

 

Gard Sivik De vijftigers voorbij Het blad Gard Sivik (1955) werd vooral gedragen door de Rotterdamse dichters Hans Sleutelaar en C.B. Vaandrager, die samen met Armando en Hans Verhagen de redactie voerden. Het beroemdste nummer is 'Een nieuwe datum in de poëzie'. Op het omslag staat een verkeersbord met een streep door 50. Gard Sivik omarmde de burgerlijke zakelijkheid die de Vijftigers zo abject vonden. Geïsoleerde zinnen uit realistische teksten werden de basis voor gedichten, zoals flarden van gesprekken en regels uit krantenberichten. Gard Sivik werd opgevolgd door De Nieuwe Stijl (1965).

 

 

Barbarber Dit Tijdschrift voor teksten, zoals de oprichters J. Bernlef, K. Schippers en G. Brands het noemden, werd in 1958 opgericht. Met humor en taalspel zette Barbarber zich af tegen de gewichtigheid van de Vijftigers. Belangrijke medewerkers waren Chr.J. van Geel, C. Buddingh', J. Hanlo en Armando. Het tijdschrift heeft bestaan tot 1972.

 

Nul = 0

 

Nederlandse Informele Groep In 1958 richtten o.a. Armando, Henk Peeters, Jan Schoonhoven, Jan Hendrikse en Kees van Bohemen de Nederlandse Informele Groep op. De gemeenschappelijke aspecten van hun werk zijn dynamiek, energie, directheid en de relatie tussen micro- en macrokosmos. Engagement uitte zich in belangstelling voor existentiële vragen en/of politieke en maatschappelijke kwesties. Een ander kenmerk is de relatie tussen de drijfveren van de kunstenaars en de materialiteit van de schilderijen. Men wil tot een objectief neutrale uiting van algemene geldigheid komen. Later hebben Armando, Henk Peeters, Jan Hendrikse en Jan Schoonhoven zich van Informeel veranderd in de Nulbeweging. In 1961 verschijnt het eerste nummer van 'Nul = 0'. In 1962 wordt in het Stedelijk Museum de tentoonstelling 'Nul' gehouden, met niet alleen werk van Armando, Hendrikse, Peeters en Schoonhoven, maar ook van o.a. Fontana, Manzoni, Bury, Arman, Piene en Uecker.

 

Atol In 1959 vormen de vijf jonge kunstenaars Hans van der Lek, Gerard Verdijk, Henk de Vries en Aat Verhoog, aangevuld met de Amsterdamse schilder Roger Ghailloux, de groep 'Atol'. Zij exposeren veel in binnen- en buitenland en worden vertegenwoordigd door de kunstverzamelaar Frits Becht. Na nog geen drie jaar valt Atol weer uiteen. Fugare Met veel oud leden van Verve ontstaat in 1960 Fugare. Meer dan voorheen ligt de nadruk op abstractie en experiment, maar ook wordt er nog in de figuratieve traditie geschilderd. De groep kent tien schilders: Theo Bitter, Harry Disberg, Jan van Heel, Willem Hussem, Nol Kroes, Joop Kropff, George Lampe, Jaap Naninga, Wim Sinemus, Frans de Wit en de twee beeldhouwers: Theo van der Nahmer en Aart van den IJssel. Later sluiten Gerard Verdijk en Christiaan de Moor zich aan. Tentoonstellingen vinden o.a. plaats in Pulchri Studio (1961,1962 en 1963), het Stedelijk in Amsterdam (1961) en het Van Abbemuseum in Eindhoven (1962). De groep blijft tot 1967 bestaan.

 

                       

kunstenaars van Fugare

 

Fugare Met veel oud leden van Verve ontstaat in 1960 Fugare. Meer dan voorheen ligt de nadruk op abstractie en experiment, maar ook wordt er nog in de figuratieve traditie geschilderd. De groep kent tien schilders: Theo Bitter, Harry Disberg, Jan van Heel, Willem Husem, Nol Kroes, Joop Kropff, George Lampe, Jaap Naninga, Wim Sinemus, Frans de Wit en de twee beeldhouwers: Theo van der Nahmer en Aart van den IJssel. Later sluiten Gerard Verdijk en Christiaan de Moor zich aan. Tentoonstellingen vinden o.a. plaats in Puchri Studio (1961,1962 en 1963), het Stedelijk in

Amsterdam (1961) en het Van Abbemuseum in Eindhoven (1962). De groep blijft tot 1967 bestaan.

 

               

 

De Nieuwe Realisten Op 14 april 1960 schreef de Franse criticus Pierre Restany in zijn eerste Manifeste du Nouveau Réalisme te Milaan: 'De traditionele middelen zijn uitgeput; er is geen andere reactie mogelijk dan de afschaffing van het schilderij' In het tweede manifest, dat het jaar daarop verschijnt, verklaart hij: 'De nieuwe realisten zien de wereld als een schilderij, een groot fundamenteel waarvan zij zich wezenlijke fragmenten eigen willen maken.'

 

Mood Engineering Society In 1961 richt Willem de Ridder (1939) tezamen met onder andere Misha Mengelberg, Peter Schat en Jaap Spek in Amsterdam de Mood Engineering Society (MES) op. De MES organiseert muziekuitvoeringen waarbij muziek, theater en beeldende kunst werden geïntegreerd. Door Harry Ruhé wordt dit ook wel 'muziektheater' genoemd.

 

De Adynamische Groep Door Wim T. Schippers, Ger van Elk en de fotograaf Bob Wesdorp wordt in 1961 De Adynamische Groep opgericht. Tijdens de eerste tentoonstelling van de groep in 1962 in Museum Fodor in Amsterdam bombardeerden de kunstenaars glas tot kunst door een museumzaal in te richten met enkel glasscherven. In een begeleidend schrijven werden vergelijkbare projecten aangekondigd: 'plastieken ter stadsontsiering, reusachtige meubelen, tijdelijke bemoeilijking van het betreden en het verlaten van gebouwen, het in keurige rijen uitstallen van grote aantallen zinloze voorwerpen'. De groep is gelieerd aan Fluxus, die de grenzen tussen de verschillende kunstvormen zoals beeldende kunst, theater en muziek wilde opheffen. Aan deze internationale vernieuwingsbeweging nemen Wim T. Schippers en Willem de Ridder actief deel. De activiteiten centreren zich rond 'Amstel 47'; een kleine avant-garde galerie annex boekhandel in Amsterdam. Legendarisch is de happening van Schippers in 1961 waarbij hij een flesje limonadegazeuse leeggiet in de zee bij Petten.

 

 

 

                             

 

Merlyn Van 1962 tot en met 1966 verschijnt Merlyn: een literair tijdschrift van Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira en J.J. Oversteegen. Het zorgt ervoor dat de techniek van close reading in Nederland ingang vindt. Daarmee reageert het blad op de in de jaren vijftig dominante vorm die de tekst zelf veronachtzaamt. Merlyn heeft grote invloed op de literatuurwetenschap en de literaire kritiek in Nederland.

 

  

 

Scarabee In 1965 vindt bij de Haagse Kunstkring de première van Spiraal plaats. Een variété-achtig spektakel, vol tableaux vivants. Het is de eerste van tien theaterproducties die onder de bezielende leiding van Adri Boon tot stand gaan komen. Scarabee brengt metafysisch-realistisch theater. Het haalt de hiërarchie tussen de diverse kunstdisciplines rigoureus omver door beeld, tekst, decor, beweging en licht, zelfs de acteurs als gelijkwaardig te behandelen. In 1969 betrok Scarabee een eigen theater en de groep bleef tot 1985 bestaan. Woody van Amen, Pat Andrea, Herman Berserik, Henk van Ulsen, Gerard Comjé, François Morelet, Bruno Madera, Lucebert en het Nederlands Blazers Ensemble zijn enkele van de medewerkenden.

 

         

 

Hitweek Van september 1965 tot mei 1969 verscheen wekelijks het muziekblad Hitweek. Willem de Ridder zorgde ervoor dat het blad van een 'gewoon' muziekblad uitgroeide tot het lijfblad van de moderne alternatieve jeugd en een ware cultstatus verwierf. In mei 1969 werd de naam veranderd in Aloha en werd het blad nog eigentijdser met een grotere nadruk op grafische vormgeving, waarin niet de minsten van de jonge generatie Nederlandse tekenaars hun werk lieten zien. Ook konden via dit blad de lezers kennisnemen van buitenlandse undergroundstrips zoals die van Robert Crumb, Moskoso en Gilbert Shelton.

 

       

 

Raster Door en onder redactie van H.C. ten Berge wordt in 1967 Raster als driemaandelijks literair tijdschrift opgericht. Het is min of meer een voortzetting van het veelbesproken Merlyn. Vanaf het begin zit het dicht op de huid van de tijd, waarbij het zich niet beperkt tot literatuur maar ook aandacht heeft voor film, muziek en ruimere cultuuruitingen.

 

                        

 

Soma Dirk A. Kooiman richt dit literaire tijdschrift op in1969. Het opstandige karakter van de jaren zeventig komt zowel in de vormgeving als in de afkeer van ernst en zwaarwichtigheid naar voren. Uit dit klimaat komt het Manifest voor de jaren zeventig, een pleidooi voor het neorealisme, voort. Aan het tijdschrift werkten Reve, Hermans en Lucebert mee, maar het was toch meer het platform van jongeren als Donkers, Van Deel, Plomp, Heeresma en Van Reen. In 1974 werd Soma opgevolgd door De Revisor. Popart In Nederland is geen sprake van een 'officiële' Popartstroming. Wel zijn er eigenzinnige eenlingen die geïnspireerd raken door de mentaliteit van de internationale Popart. Gustave Asselbergs, Woody Aamen, Daan van Golden, Rik van Bentum, Reinier Lucassen en nog enkele anderen verzetten zich tegen de Nederlandse vertrutting en burgerlijkheid door humoristisch werk te maken met een ernstige ondertoon.

 

 

Actie Tomaat In de Amsterdamse Schouwburg vindt op 9 oktober 1969 de Actie Tomaat plaats. Jonge acteurs en regisseurs bekogelen de theatermakers en acteurs van de Nederlandse Comedie, toen o.l.v. Guus Oster en Han Bentz van den Berg. Navolging van deze actie vindt plaats bij het Nieuw Rotterdams Toneel. Er moet nieuw toneel komen. De actievoerders pleiten ervoor het stijgende kunstenbudget te besteden aan meer vernieuwende en vormende kunstuitingen, in het bijzonder aan de podiumkunsten. Actie Tomaat resulteert in Den Haag in het ontstaan van de Nieuwe Komedie en later Toneelgroep De Appel. De vernieuwing laat haar sporen na: de plaats waar gespeeld wordt verandert, het engagement doet in verschillende vormen zijn intrede, een nieuw publiek wordt gezocht, decor en techniek krijgen een nieuwe functie. Vóór 1969 speelde het teksttoneel een hoofdrol. Er komen vanaf eind jaren zestig ook accommodaties die ruimte bieden aan de nieuwe kleinere gezelschappen, zoals het Shaffytheater in Amsterdam, de Toneelschuur in Haarlem en het Theater aan de Haven in Den Haag.

 

            

                                                              1 e LP Instant Composers Pool

 

Notenkrakersactie Op 17 november 1969 wordt een concert door het Amsterdamse Concertgebouworkest verstoord door o.a. Louis Andriessen, Reinbert de Leeuw, Jan van Vlijmen, Misha Mengelberg, Peter Schat, Jan Vriend, Sytze Smit en Willem Breuker. Zij eisen een openbare discussie over het muziekbeleid en het gebrek aan actualiteit in het muziekleven. De actievoerders werden met harde hand verwijderd. Belangrijk gevolg van de onvrede zijn de collectieve politieke opera Reconstructie (1969; een moraliteit door Louis Andriessen, Hugo Claus, Reinbert de Leeuw, Misha Mengelberg, Harry Mulisch, Peter Schat en Jan van Vlijmen), de oprichting van het blaasorkest De Volharding en de Instant Composers Pool (Han Bennink, WillemBreuker en Misha Mengelberg), een coöperatie voor improviserende musici en componisten.

 

 

Studio STEM werd opgericht door de makers van de totaal-opera Reconstructie, en werd aangevuld met Dick Raaijmakers, dé pionier van de Nederlandse elektronische muziek. Raaijmakers maakte Den Haag tot een van de meest toonaangevende centra van de elektro-akoestische muziekbeoefening ter wereld. 'Kunst maken is een vorm van veridiotiseren,' betoogt Raaijmakers. 'Een professionele idioot concentreert zich op één ding. Kunstenaars zijn eigenlijk ook idioten.'

 

 

Haagse Nieuwe Realisten In de jaren zeventig groeperen de jonge kunstenaars Pat Andrea, Peter Blokhuis, Walter Nobbe, Jurjen de Haan en Maarten van Dreven zich. Allen studeerden zij aan de Koninklijke Academie van Beeldende kunsten in Den Haag en ondergingen zij de invloed van docent Co Westerik. Na de academie werkten ze in steeds wisselende samenstellingen en combineerden ze in hun werken de actualiteit met citaten uit de kunstgeschiedenis. Zij schilderden vaak omvangrijke werken waaraan elk een eigen bijdrage leverde.

 

Het beeld dat hier wordt gegeven van de naoorlogse ontwikkeling pretendeert niet om compleet te zijn.

 

 

naar index